Alle eer aan God

Door: Erica Meijers, docent diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit en onderzoeker op het gebied van kerkasiel.

Het kerkasiel in Kampen is al weken gaande en steeds meer stemmen roeren zich. Behalve veel steunbetuigingen klinken er ook kritische geluiden. Een daarvan springt eruit, omdat het ook bij het kerkasiel in de Bethelkapel in Den Haag in 2018-2019 al werd gehoord. Het gaat om het verwijt dat kerkasiel met een doorgaande kerkdienst de eredienst zou misbruiken voor een politiek doel. Een eredienst waarin niet de lof aan God centraal staat, is geen eredienst, daarover zijn voor- en tegenstanders van kerkasiel het wel eens. De vraag die hier op tafel ligt is daarom: hoe eren we God? Voor protestanten, verzameld rond het motto soli deo gloria, is dit een serieuze kwestie. Is een kerkdienst te heilig om zich met politiek in te laten?

Wat is heilig?

Heilig zijn heeft te maken met apart staan; er is iets zo uitzonderlijk dat het in zekere zin buiten het gewone leven staat. Tegelijkertijd is wat ons heilig is het kostbaarste, waarvoor we bereid zijn veel, zo niet alles, te offeren. De eredienst is heilig in de zin dat de liturgische ruimte het dagelijks leven doorbreekt. We nemen afstand en zien daarom scherper. Maar belangrijker: de afstand maakt de liturgische ruimte tot ruimte waarin we ons vreemdelingschap in de wereld even inruilen voor thuis zijn bij de Eeuwige: de eredienst stelt present wat er in onze wereld vol onrecht en lijden (nog) niet is: Gods Koninkrijk. We gedenken en vieren dat Jezus voor zijn geloof in dat Rijk zijn leven heeft gegeven. Dat was een nogal politieke kwestie destijds: de Romeinse machthebbers zagen Jezus als een bedreiging van de orde en sommige religieuze leiders vonden dat hij veel te ver ging doordat hij de armen en uitgestotenen boven de regels van de tempel plaatste: de sabbat is er voor de mens, zei hij bijvoorbeeld, niet andersom: het Koninkrijk van God bevrijdt wie bekneld is en geeft voluit leven aan wie dat ontberen (Jesaja 61:1; Lukas 4:18). Dit is de kern van Gods heiligheid: de Eeuwige is nabij waar mensen tot slaven worden gemaakt en hun menselijkheid geschonden wordt (Ex. 3:14). God is niet alleen een toevlucht voor wie bedreigd wordt, God zelf werd zo’n bedreigd mens: een die de slavendood stierf aan een Romeins kruis.

De eredienst is bij uitstek de plek waar we nieuwe moed ontvangen om deze God in ons hele leven, met heel ons hart en met al onze kracht te dienen. Het grote liefdegebod, verder uitgewerkt in de vijf boeken van Mozes, waarnaar ook Jezus zo vaak verwees (Deut. 6:5-6 en Marcus 12:28-34, omvat ons bidden en ons werken in gelijke mate. Het hart van deze heilige eredienst is de viering van het heilig avondmaal: we gedenken het leven en sterven van Christus en breken en delen zoals hijzelf deed; zo belijden én praktiseren we dat de dood het laatste woord niet heeft. Het is geen wonder dat Calvijn vond dat het avondmaal elke keer gevierd zou moeten worden als christenen bijeenkwamen.

Veel theologen hebben dan ook benadrukt dat de eredienst niet kan bestaan zonder de toewijding aan de naaste en tegelijkertijd dat de diaconale praktijk, het sociale handelen van de kerk, niet compleet is zonder gebed en vieringen. De Duitse liturgiewetenschapper Benedikt Kranemann legt deze verwevenheid als volgt uit: “De liturgie mondt uit in de praktijk van naastenliefde, en die is op haar beurt verbonden met de eredienst en vindt haar doel in de doxologie.” De doxologie is de lofzang op de Eeuwige.

Liturgie en Diaconaat

Helaas zijn liturgie en diaconaat in de loop van de (protestantse) kerkgeschiedenis om allerlei redenen uit elkaar gegroeid. Het kan daarom lijken alsof het eigenlijke geloven plaatsvindt tijdens de eredienst, terwijl we daarnaast nog aalmoezen uitdelen aan de armen. Ons eigen leven en geloven wordt daar dan nauwelijks door geraakt. Tegelijkertijd heeft zich in de gereformeerde traditie de visie ontwikkeld dat de kerk zich niet politiek behoort uit te spreken, maar dat moet overlaten aan burgers en christelijke organisaties. In de jaren vijftig verliet de Nederlandse Hervormde Kerk dit standpunt, nadat ze tijdens het nationaalsocialisme had herontdekt hoezeer het belijden en handelen van de kerk bij elkaar horen. Door discussies over vrede tijdens de Koude Oorlog en door de ervaring dat de racistische apartheidspolitiek in Zuid-Afrika met theologische standpunten werd gerechtvaardigd, veranderden ook de synodale gereformeerde kerken van gedachte. Toch treffen we de scheiding tussen kerk en politiek (niet te verwarren met de scheiding tussen kerk en staat!) nog steeds aan, met name in de kleine gereformeerde kerken. Wie echter de ervaringen van uitgesloten mensen serieus neemt, krijgt vroeg of laat te maken met de verwevenheid van geloof en politiek. Daarbij speelt de (politieke én gelovige) afweging wanneer de wetten van de overheid nog rechtvaardig zijn, onvermijdelijk een belangrijke rol. Tijdens een kerkasiel in 1996 zei ds. Bram Grandia: “God is een toevlucht voor bedreigde mensen. Dat betekent dat ook degenen die in deze God geloven na moeten denken over de vraag hoe je als gelovige gemeenschap een toevluchtsoord kunt zijn voor bedreigde mensen.” (Trouw, 4 juli 1996) Daarbij hebben we de heilige afstand van de eredienst tot het dagelijks leven hard nodig om ons niet voor (partij)politieke karretjes te laten spannen. De verbondenheid met mensen in nood is even noodzakelijk, om te voorkomen dat de lof Gods nog slechts in woorden, maar niet meer in daden vorm krijgt.

Vanwege een wet die het de overheid verbiedt een kerkdienst binnen te vallen, krijgt de kerk nu de gelegenheid de volle breedte van het eren van God weer te ervaren. De eredienst voedt en draagt de praktijk van het kerkasiel, dat mensen in nood beschermt, en het kerkasiel geeft de lof Gods tijdens de viering een concrete richting. Liturgie en diaconaat worden dankzij het kerkasiel weer nauw op elkaar betrokken. Dit helpt de kerk om de Eeuwige met heel haar hart, al haar kracht en heel haar verstand te dienen.

6 gedachten over “Alle eer aan God”

  1. O Heiland onze Heer …
    ….als uit het dorre hart
    geen liefdedaden rijzen,
    dan zijn de liederen dood,
    de zangen zonder kracht.
    NH-bundel 1838, gez 225
    Cor Flobbe, Naarden

  2. Duidelijk! Ook hier weer: ‘woord’ en ‘daad’ vallen niet te scheiden. Voor beiden in het Hebreeuws hetzelfde begrip: dabar. Lees Jacobus.

  3. Egbert Fokkema

    Bedankt voor dit bijzonder waardevolle artikel. Goed doordacht en bezinnend. Zeker ook voor ons als voorgangers die dit vaak op geheel eigen wijze invullen en proberen het Evangelie hierop te baseren. Heel goed doorwrocht!

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven